Plaatsing bij opensleufmethode

Inbouwhandleiding volgens EN 295

Inbouwhandleiding volgens EN 1610. De inbouw van afvalwaterkanalen en -leidingen wordt door de norm EN 1610 ‘Aanleg en testen van rioleringen en afvalwaterleidingen’ op Europees niveau geregeld. In sommige gevallen moeten die bepalingen met de gegevens van de fabrikanten worden aangevuld.

Ook buizen en hulpstukken van gres worden zonder uitzondering in overeenstemming met EN 1610 als rioleringsbuizen of afvalwaterleidingen ingebouwd en op dichtheid getest. Gedetailleerde informatie hierover vindt u op de volgende pagina’s.

LOSSEN, TRANSPORT EN OPSLAG

In samenwerking met onze commerciele partners kunnen we aan elke bouwplaats gericht, tijdig en rechtstreeks leveren dankzij ons retourverpakkingssysteem.

Op de bouwplaats kunnen de buizen en de hulpstukken probleemloos worden gelost en vervolgens op transportschade worden gecontroleerd. Bij deze test wordt talk over de uiteinden van de te controleren delen uitgewreven. De buizen en de hulpstukken moeten ook op de bouwplaats met de gepaste apparaten worden vervoerd.

Met het verpakkingssysteem (minipack in maxipack) kunnen buizen veilig en probleemloos op de bouwplaats worden opgeslagen. Afzonderlijke buizen moeten op kanthout worden gelegd. Losse hulpstukken worden staand op de mof gestockeerd.


PLAATSING

In principe moet het bij iedere levering meegeleverde originele KeraMat-glijmiddel worden gebruikt.

Gresbuizen met een kleine en een middelgrote diameter kunnen met kanthout en een stang/ stootijzer in elkaar geschoven worden. Buizen met een grotere diameter worden met behulp van een kraan of een lier geassembleerd.

Bij gresbuizen moet altijd rekening worden gehouden met de kruinmarkeringen. De gresbuizen moeten met deze markering naar boven in de sleuf worden gelegd. Bij vertakkingen moet vanaf DN 350 een onderscheid worden gemaakt tussen de rechts en links uitmondende aftakkingen (in stroomrichting bekeken).

Gresbuizen moeten zo worden ingebouwd, dat ze op vloeihoogte van de schacht liggen en midden in de gegraven sleuf. Voor de moffen moeten uitsparingen in de bodem worden uitgegraven.

Bij vorst moet de bodem van de sleuf beschermd zijn, aangezien de gresbuizen niet boven op de bevroren ondergrond gelegd mogen worden. Gresbuizen kunnen in principe dan ook bij temperaturen onder 0°C worden ingebouwd. Daarbij moet rekening gehouden worden met mogelijk iets groter wordende inschuifkrachten. In dat verband worden de dichtingen tot op een temperatuur van -10°C getest.

POSITIONERING EN BEDDING

De manier waarop de buizen worden gepositioneerd en ingebed, heeft veel invloed op de ligging en de draagkracht van de buisleiding.

De buizen moeten zo worden geplaatst dat de hele buis ondersteund wordt, zodat een gelijkmatige drukverdeling kan worden gegarandeerd en er geen barsten, vervormingen, puntbelastingen en dus lekkages optreden. De dichtheid van de bovenste beddingslaag moet minstens even groot zijn als de dichtheid van de onderste beddingslaag.

EN 1610 beschrijft drie soorten beddingen. Steinzeug-Keramo adviseert type 1.

Meer informatie over positionering en bedding vindt u in ons handboek.

VERDICHTEN EN AANVULLEN

De mechanische verdichting gebeurt in lagen van 15 tot 30 cm. Voor gresbuizen gelden de volgende regels: bij korrelgroottes van > 40mm in de eerste te verdichten aanvullingslaag moet de afdekking minstens 300 mm dik zijn.

Ons advies:

indien mogelijk, de uitgegraven grond van de sleuf hergebruiken om de sleuf te vullen.

Voorkom fouten