GAMMA INSPECTIEPUTTEN PLAATSING

Bij de plaatsing moet rekening gehouden worden met norm EN 1610 en met andere nationale voorschriften. Vooraleer de verschillende onderdelen geïnstalleerd worden, moet eerst gekeken worden of ze niet beschadigd zijn. De inspectieputonderdelen worden met bijhorende instructies geleverd zodat ze veilig gehanteerd worden op de werf.

Zettingen verhinderen

De plaatsing van inspectieputten moet volgens EN 1610 zo gebeuren dat zettingen zo veel mogelijk worden uitgesloten. Wanneer er sprake is van een zettingsgevoelige bodem, is het mogelijk de inspectieputten op een goed verdichte en vlakke zand-grind plaat te plaatsen. Een bijkomende zuiverheidslaag (uit) mager beton wordt aangeraden.

Maatregelen bij zettingsgevoelige bodem

Bij zettingsgevoelige bodems moet er telkens in overeenstemming met de richtlijnen van de bouwheer een gewapend betonnen voorplaat worden voorzien. Het plaatsen van de inspectieput moet altijd op een vlakke ondergrond gebeuren. De basis van de put moet op de steunplaat en volgens de voorschriften geplaatst worden. Voor het verplaatsen van onderdelen moeten afhankelijk van het gewicht gepaste hijsmiddelen gebruikt worden. Het gewicht van het onderdeel wordt vermeld op de leveringsbon en op het onderdeel zelf.

Regels voor het opzetten en afdekken

Het plaatsen van opzetstukken en dekplaten moet zo gebeuren dat er geen schade onstaat. Voor de samenvoeging moet er glijmiddel op de dichtingselementen aangebracht worden. Bij het monteren van meerdere opzetstukken moet rekening gehouden worden met de volgorde van de te monteren ladders. 

Stelringen en afdekkingen zijn niet bij de levering inbegrepen en moeten om de finale hoogte te bereiken, volgens specificaties van de fabrikant, ter plaatse worden gemonteerd.

Inspectieputaansluitingen en pendelstukken

Om verschillende zettingen tussen het buizenstelsel en de inspectieput op te vangen, worden korte buisstukken (pendelstuk stroomopwaarts of stroomafwaarts) gebruikt. 

Het opvullen van de bouwput rondom de KeraPort inspectieput moet volgens EN 1610/DWA-A 139 in lagen gebeuren. Indien mogelijk raden wij aan bij het vullen van de bouwput het uitgegraven materiaal te hergebruiken. De korrelgrootte in de directe omgeving van de inspectieput mag maximum 40 mm zijn.

Meer informatie over de werking van pendelstukken bij verschillende bewegingen vindt u in ons handboek.